Alles is goed, ook al lijkt het slecht
Hoe een Cursus in Wonderen mij liet kiezen voor het Leven.
Ik had een zorgeloos en vrij gelukkig leven in dienstbaarheid tot ik in depressie ging, toen ik een leerlinge naar huis moest begeleiden uit Sicilië. Haar vader had zich verdronken in de waterput.
Ik kreeg niet enkel de diagnose depressie maar ook bipolaire stoornis, tijd voor mijn vrouw om mij te dumpen. Onze wegen waren al enkele jaren uit elkaar aan het groeien: mijn zoektocht naar God werd intenser, de hare verdween. We bleven nog enkele jaren samen voor de kinderen, maar haar geheime relatie met een collega versnelde het scheidingsproces.
Om zich sterker te maken had mijn vrouw de kinderen rond haar verzameld om mij vlot de deur uit te krijgen, zodat ik een tijdje niet enkel mijn job, mijn huis, mijn omgeving, maar ook mijn volwassen kinderen kwijt was.
De leegte gaapte diep.
Gelukkig was ik een jaar voor mijn vertrek gestart met “Een Cursus in Wonderen”. Ik had al het Nieuwe Testament geanalyseerd tijdens mijn studies theologie in Trier en in Antwerpen, maar dit verhaal was directer, concreter, ik voelde mij rechtstreeks aangesproken mijn Leven te veranderen door een zeer concrete broer Jezus! Zo las ik op een dag in: “Jij bent Het Koninkrijk der Hemelen, maar je hebt het geloof in duisternis in jouw denkgeest toegelaten en daarom heb je een nieuw licht nodig. De Heilige Geest is de straling die jou de gelegenheid moet geven het idee van duisternis te verdrijven”( T5.II.4.1-2). Dit troostte mij enorm in een tijd waarin ik werd afgeschreven en waarin ik ook mezelf en de anderen de schuld gaf voor deze situatie. Zelfs de inleiding van de Cursus gaf mij al stof tot nadenken tijdens mijn dagelijkse treinritten: “Niets werkelijks kan bedreigd worden. Niets onwerkelijks bestaat. Hierin ligt de vrede van God.” (T.In. 2.2-4) Als mijn dochter en mijn vrouw mij op een dag strenge verwijten naar mijn hoofd slingerden, dat ik zwart werk zocht voor mijn bijna illegale vluchtelingen aan wie ik Nederlands gaf, was hun verwijt zo onwerkelijk, want ik hielp deze mensen vanuit mijn hart. Vermits de overheid die mensen géén steun meer gaf, gaf dit werk dat ik samen met hen deed mij vrede en werden wij nooit betrapt. Mijn vrouw en mijn dochter zaten in de angst, wat ik met mijn leerlingen deed voelde zo liefdevol aan. De Cursus gaf mij zoveel troost en perspectief: ik las een stukje op de trein en ’s avonds las ik het zelfde stukje terug zodat het kon wortel schieten.
Ook de Cursus stond al vrij snel tussen ons, maar op de trein zag mijn vrouw dit niet en liet ik de liefde en de helderheid binnenstromen. Na mijn scheiding leefde ik in vrij primitieve omstandigheden in een oude vakantiewoning: zonder water, een gebrekkig stoofje en een beetje elektriciteit van de buurman. Ik zag de sneeuw door de spleten van mijn houten planken. Het leek soms zwarte sneeuw. In de leegte kwam ik mensen tegen die om de veertien dagen bijeen kwamen rond één les uit de Cursus. Ik was vrijwel alles kwijt en soms zat ik in de slachtofferrol en voelde ik zoveel pijn. Toevallig(?) herlas ik volgende passage “De Heilige Geest wil jou slechts leiden om pijn te vermijden. Zonder enige twijfel zou niemand tegen dit doel bezwaar maken als hij het begrijpen kon. Het probleem is niet of wat de Heilige Geest zegt waar is, maar of jij wilt luisteren naar wat Hij zegt. Je begrijpt evenmin wat pijnlijk als wat vreugdevol is, en je bent in feite zeer geneigd die twee zaken te verwarren. De voornaamste functie van de Heilige Geest bestaat erin jou te leren ze uit elkaar te houden. Wat jou vreugde verschaft, is pijn voor het ego, en zolang je in twijfel verkeert over wat jij bent zul je in verwarring zijn over vreugde en pijn.”(T7.X.3.1-6) Dit gaf mij zoveel helderheid, dat alles wat ik als pijn zag uit mijn ego kwam en dat ik vreugde kon voelen in de ontmaskering van mijn ego en in mijn nieuwe weg naar binnen. De warmte die ik in deze ECIW-groep vond, steunde mij om door de leegte te gaan. Het was een groep met vele oudere, heel wijze mensen. Er werd gedeeld over ons leven. We mochten er zijn, met een lach en een traan. Ik keek altijd uit naar deze bijeenkomsten en ik ging altijd vervuld naar huis. Weer energie om het veertien dagen vol te houden. De Cursus en deze mensen hielden mij bij de les en bij het Leven.
Tijdens deze moeilijke periode deed het zo een deugd mijn vrouw en mijn kinderen te kunnen vergeven. Hierin hielp de Cursus mij ook enorm :“Vergeven is eenvoudig je alleen de liefdevolle gedachten herinneren die jij in het verleden gaf, en die jou werden gegeven. Heel de rest moet worden vergeten.” (T17.III.1.1-2) Hoeveel vrede gaf dit en hoeveel Liefde, voor mezelf, voor hen.
In deze periode werd ik wonderlijk begeleid en zo kwam ik bij de juiste therapeute terecht in Luxemburg. Zij bracht mij in één sessie bij de trauma’s die de voorwaarde waren om psychisch ziek te worden. Zo was het het trauma dat ik gratis meekreeg in de baarmoeder: mijn moeder haar angst op weer een miskraam en nog erger: nog een kind extra en ze kon het al niet aan. Op mijn 23ste lag ik tussen leven en dood in een kliniek in Kameroen nadat ze mij een cocktail aan medicijnen hadden toegediend voor een ziekte die ik niet had. Ik ging naar huis met de opdracht: “Verbind je nu in Stilte met die trauma’s en probeer het gevoel te herbeleven in de wijsheid van vandaag.” Ik kon dit probleemloos doen, zo genas ik meteen en tot op vandaag, toch al twintig jaar, ga ik blijgezind door het leven zonder enig medicijn.
Waar de therapeute in Luxemburg niet voldoende voor verwittigd had, is een korte, hevige opstoot van de ziekte tijdens de genezingsfase. Zo kwam ik thuis uit India en moest ik meteen een lastig en hoogdringend werk gaan doen in Brussel. Maar ik was nog nauwelijks geland en ik had absoluut géén zin. Ik werd erg kwaad op mijn opdrachtgever, buiten proportie, zoals tijdens mijn jaren van bipolaire stoornis. Gelukkig kwam de dochter eens kijken en raadde mij aan naar huis te gaan. Zij herinnerde mij ook aan de mogelijke laatste stuiptrekking van mijn ziekte. Ik reed als een gek over de Brusselse ring naar huis en viel stil en werd immens depressief en schreef een afscheidsbrief aan één van mijn kinderen. Ik wilde naar het water en verdwijnen, maar heel even kreeg ik een helder moment en werd begeleid om mijn gsm te nemen en de 100 te bellen. Na een korte nacht in de kliniek voelde ik mij weer helemaal mezelf en zonder toestemming verliet ik de kliniek, werkte die lastige klus in Brussel af en nam de draad van mijn Leven weer op.
Nadien begreep ik dat ik dit moest beleven om mijn jongste zus te begrijpen die er uit wilde stappen op haar vijftiende. Het werd het langste en meest intense hoofdstuk uit mijn boek: “Alles is goed, ook al lijkt het slecht.”
Alvast moed gewenst in deze uitdagende tijden.
Johan Claus