Wees in mijn gedachten, Vader, heel de dag door.
Wees in mijn gedachten, Vader, wanneer ik ontwaak, en laat vandaag de hele dag Uw licht over mij schijnen.
Laat elke minuut een moment zijn waarin ik bij U vertoef. En laat mij niet vergeten U elk uur te danken dat U
bij me bent gebleven en er altijd zult zijn om mijn roep tot U te horen en antwoord te geven aan mij. Laat,
wanneer de avond valt, al mijn gedachten nog steeds U en Uw Liefde gelden. En laat mij slapen, zeker van
mijn geborgenheid, verzekerd van Uw zorg en me er blij van bewust: ik ben Uw Zoon. (WdII.232.1)
Dit gebed uit deel II van het Werkboek is heel waardevol om te bidden. Het is een van de meest lonende elementen uit het Werkboek. Spreek dit gebed (in stilte of hardop) rechtstreeks tot God als een ‘diep doorvoelde persoonlijke communicatie’ met Hem, een soort 'liefdesverklaring' tussen jou en jouw Schepper. Want dat is precies hoe deze gebeden zich laten lezen.
Ik heb dit gebed dikwijls gebruikt. In de loop der tijd is iedere zin voor mij doordrongen geraakt met een schitterende betekenis. Ik wil die betekenis nu graag delen, door het gebed zin voor zin door te nemen en er nader op in te gaan.
Ik raad je aan datgene wat nu volgt niet alleen maar door te lezen, maar het gebed daadwerkelijk te bidden, te voelen en te laten doordringen in je gedachten. Doe het gebed bij voorkeur in de ochtend. Lees eerst de zin uit het gebed en vervolgens de commentaar daarop. Ga dan terug naar de zin en neem wat tijd om hem werkelijk tot God uit te spreken. Als je kunt, spendeer er dan een of twee volle minuten aan; blijf er bij stilstaan, lees hem dan nog eens en voeg er eventueel je eigen details aan toe, totdat hij werkelijk bij je binnenkomt en je er een warm gevoel bij voelt. Ga dan door naar de volgende zin met het commentaar daarop, en herhaal hetzelfde proces.
“Wees in mijn gedachten Vader, wanneer ik ontwaak,...”
Zie je de persoonlijke boodschap in deze openingszin? Je vraagt iemand in jouw gedachten aanwezig te zijn. In zekere zin is dit zeer intiem en je vraagt het aan 'jouw Vader'. Dit is niet hetzelfde als het woord 'God' uitspreken. Het maakt deze God tot de jouwe, omdat Hij van jou is, en daarom hoef je ook niet echt te vragen of Hij in je gedachten wil zijn. 'Wees in mijn gedachten' is geen vraag. Er zit geen schroom in. Er is geen sprake van 'Wilt u misschien alsjeblieft in mijn gedachten zijn, uwe Hoogheid?' Door deze zin te zeggen ga je ervan uit dat je ‘het recht hebt’ je tot God te keren, Hem als je ‘Vader’ aan te spreken en eenvoudig te zeggen 'Wees in mijn gedachten'. Je kunt Hem zelfs een tijdstip opgeven: 'wanneer ik wakker word'. Je bent niet een knecht op het veld, maar een zoon/dochter van het gezin, die alle recht heeft op de aanwezigheid van zijn/haar vader.
Hoe geweldig zou het zijn in deze toestand te ontwaken, om 's ochtends je ogen te openen en Gods Aanwezigheid in je geest te voelen. Omdat we niet zo alert zijn als we wakker worden, hebben we gewoonlijk alleen maar de meest eenvoudige dingen in gedachten zoals koffie zetten, douchen en aankleden, ons klaarmaken voor het werk, enz. Wat als in plaats daarvan ‘God’ het meest eenvoudige en dichtstbijzijnde voor ons zou zijn? Wat als, zodra we uit onze slaap ontwaken, Hij het eerste is wat in onze gedachten komt, en we Zijn Aanwezigheid in ons zouden voelen? Misschien zouden we dan de nieuwe dag niet begroeten met ons dagelijks gevoel van druk, de drang om de wekker af te zetten en de lakens over ons hoofd te trekken. Misschien zouden we zelfs niet zo slaperig zijn en zouden we iets voelen van wat het volgende citaat zegt. Het gaat over vergeving, maar het kan evengoed op God toegepast worden: “[Hij] fonkelt in je ogen als je ontwaakt en schenkt je de vreugde waarmee je de dag tegemoet kunt gaan” (WdI.122.2.2).
“…en laat vandaag de hele dag Uw licht over mij schijnen..
Deze zin roept een beeld van God op als de heerlijke warme zon die precies goed aanvoelt, niet te warm en niet ver weg. Net als de zon komt God in de ochtend op en schijnt Hij de hele dag op je. Ook is Zijn schijnen net als de zon volmaakt neutraal en onpartijdig. Hij schijnt zonder onderbreking, of je nu in vrede bent of boos, vriendelijk of harteloos. Hij ‘schijnt’ gewoon. Maar Hij schijnt niet met een fysiek licht zoals de zon. Als een persoon op je schijnt betekent het dat hij de warmte van zijn liefde en goedkeuring op jou laat stralen. Wanneer God dus op je schijnt betekent dit dat Hij tegen je glimlacht, zoals een ander gebed uit het Werkboek ook zegt:
“Ik ben hem, degene tegen wie U glimlacht met zo’n dierbare, diepe en stille liefde en tederheid dat het universum
naar U teruglacht en Uw Heiligheid deelt. Hoe zuiver, hoe veilig, en hoe heilig zijn wij dan, die in Uw Glimlach
toeven, terwijl al Uw Liefde ons geschonken is,…” (WdII.341.1:2-3)
Stel jezelf dus voor, als je wilt, dat je je koestert in Zijn zon, vertoeft in Zijn Glimlach, 'de hele dag door' — ‘s middags, om drie uur als je aan je bureau zit en om vijf uur, als je in de auto naar huis rijdt. En stel jezelf voor dat dit ‘vandaag’ gebeurt.
“ Laat elke minuut een moment zijn waarin ik bij U vertoef “.
Tegen wie zou je zoiets zeggen? Stel je voor dat je met een vriend(in) loopt te wandelen en zegt: 'Laat elke minuut een moment zijn dat ik met jou doorbreng'. Als deze persoon werkelijk zou denken dat je dit meende, zou hij zich wellicht meteen verstikt voelen. Om dit tegen iemand te zeggen, moet je niet alleen een allesoverheersend verlangen hebben om bij die persoon te zijn, maar moet je hiervoor ook uitzonderlijke toestemming hebben die de normale grenzen van beleefdheid en hoffelijkheid opheffen.
Niet alleen druk ik hiermee mijn verlangen uit om elke minuut bij God te willen zijn, maar het vertoeven in Zijn Aanwezigheid schijnt zelfs het belangrijkste kenmerk van die minuut te zijn. Die minuut is niet een tijd waarin ik voornamelijk andere dingen doe en me daarnaast ook een beetje bewust ben van God. Elke minuut is getiteld 'een moment dat ik doorbreng met Jou'. Dát bepaald ‘alles’; dát is wat het is, zelfs als er aan de oppervlakte andere activiteiten plaatsvinden. En welke boeiende dingen doe ik met God als Hij en ik de minuten voorbij laten gaan? Gewoon bij elkaar vertoeven. Gewoon samen zijn. Gewoon met onze hoofden tegen elkaar aan rusten. Dat is alles.
En dus vraag ik je opnieuw: tegen wie zou je dit willen zeggen? Het zou iemand moeten zijn met wie je zo graag samen wilt zijn dat het ‘absolute voldoening’ zou schenken iedere minuut bij elkaar te zijn, zonder enige afleiding of andere activiteiten, en niets anders te doen dan in elkaars aanwezigheid te verblijven. En het zou iemand moeten zijn waarvan je wist dat hij jou niet zou afwijzen, maar ook voortdurend bij jou zou ‘willen’ zijn.
“En laat mij niet vergeten U elk uur te danken dat U bij me bent gebleven,…”
Stel je eens een relatie voor die zo kostbaar en zo onvervangbaar is, dat je echt ieder uur van iedere dag die persoon wil bedanken, gewoonweg voor het feit dat hij bij jou verblijft. Stel je voor dat je dit niet doet omdat het je plicht is en ook niet omdat hij anders weg zou gaan. Nee, uit eigen vrije wil, wil je 'niet vergeten hem te danken', gewoon om de vreugde van je dankbaarheid te voelen. Als we zo'n relatie hadden, zou de rijkdom hiervan in je leven niet in woorden uit te drukken zijn. We realiseren ons echter nauwelijks dát we zo'n relatie al hebben, en die altijd al hebben gehad.
Als je dit deel van het gebed tot God bid, kan je er in gedachten spontaan 'ondanks alles' aan toevoegen. God is ondanks alles bij me gebleven. We hebben allemaal onze eigen versies waar 'ondanks alles' voor staat. Maar al die versies komen op één ding neer: wij zijn van Hem weggegaan. Wij dumpten Hem voor andere liefdes. Nochtans, terwijl wij wegreden, klom Hij achterop. Hoewel wij Hem verlieten, bleef Hij bij ons. Daarom slaagden we er in werkelijkheid helemaal niet in Hem te verlaten. En dat is een reden voor ‘oneindige’ dankbaarheid.
' en er altijd zult zijn om mijn roep tot U te horen en antwoord te geven aan mij.”
Hier volgen nog meer redenen om God ieder uur te danken. Als je geluk hebt zijn er bepaalde mensen in je leven die er altijd voor jou geweest zijn. Welk groter geschenk kan iemand in deze wereld bezitten? Hoe kun je deze mensen ooit de diepte van jouw dankbaarheid duidelijk maken? Deze zin zet God neer als een soort volmaakte, altijd aanwezige variant van deze mensen. Zó zeker ben jij van Zijn trouw dat je Hem bij voorbaat bedankt. Net dankte je Hem ervoor dat Hij tot nu toe steeds bij je gebleven is. Nu dank je Hem omdat je erop vertrouwt dat Hij voor altijd bij jou zal blijven.
Maar Hij zal nog meer doen dan alleen maar bij je blijven. Hij zal er 'altijd voor jou zijn'. Hij zal iedere roep van jou horen en iedere roep beantwoorden. Wat is deze 'roep'? Hij wordt niet alleen maar beperkt tot jouw bewuste gebed. Volgens de Cursus is iedere gedachte en ieder gevoel, elk beetje pijn of plezier, alles wat jij ervaart of doet, een roep tot jouw Vader, een roep om Zijn Liefde. Deze zin loopt dus vooruit op het feit dat hij werkelijk iedere roep zal horen en deze zal beantwoorden met Zijn Liefde.
Een heel mooi voorbeeld hiervan vinden we in Werkboekles 267: "Elke hartslag roept Zijn Naam en krijgt telkens antwoord van Zijn Stem die me verzekert dat ik thuis ben in Hem" (WdII.267.1:7). Wat een prachtig begrip. Iedere hartslag, zo zegt deze zin, roept Zijn Naam. Je roept hem 60, misschien wel 90 keer per minuut. En wat is die roep van jouw hart? Is het niet om bemind te willen worden, ergens bij te horen, een thuis te hebben? Op iedere hartslag dus antwoordt God jou en verzekert Hij jou dat Hij jou liefheeft en dat je een thuis hebt in Hem.
Natuurlijk vertrouwen de meesten van ons er niet werkelijk op dat God iedere roep hoort en al helemaal niet dat Hij antwoord geeft. Maar stel je eens even voor dat de Cursus gelijk heeft, dat God er altijd is, jou nooit verlaat en je nooit teleurstelt, oneindig geduldig is en in stilte iedere smeekbede hoort die Hij onmiddellijk beantwoordt met al Zijn Liefde? Wat, als dit de hele tijd door gebeurt en jij je behoorlijk doof voor Hem hebt gehouden? Stel je nu voor dat jij in Zíjn positie verkeerde, met volledige aandacht voor iemand die echter zelden of nooit opmerkte dat jij er was. Had jij dan al die tijd liefdevol kunnen wachten, zoals Hij heeft gedaan? Of zou jij in plaats daarvan al niet tegen die persoon gegild hebben, gefrustreerd zijn geraakt en je uit de voeten hebben gemaakt? Het feit dat God niets van dit alles heeft gedaan, is nog meer reden om Hem ieder uur te danken.
“Laat, wanneer de avond valt, al mijn gedachten nog steeds U en Uw Liefde gelden”.
En er komt geen einde aan. Dit samenzijn met God is de hele dag doorgegaan, ieder uur en iedere minuut. En 'wanneer de avond valt' houdt het nog steeds aan. Het vallen van de avond verbinden we vaak met een vredige tijd van rust. De dag loopt ten einde en we kunnen nu gewoon ontspannen en van dat einde genieten, terwijl we kijken naar de zonsondergang en het opkomen van de sterren. De avond kan een bevredigende afsluiting zijn van een succesvolle dag, of een broodnodige rust na een hectische dag.
Hier, in deze zin van het gebed, is de avond niet thuis uitrusten na onze drukke activiteiten in de wereld. De avond is eerder een voortzetting van een rusten, een nog dieper ervaren van thuis zijn in Hem, dat de hele dag al voortduurt. We hebben de hele dag rustend met onze Liefde doorgebracht. En nu 'wanneer de avond valt' en we nog steeds bij Hem zijn, wordt onze vrede zelfs nog dieper.
“Laat, […] al mijn gedachten nog steeds U en Uw Liefde gelden”. Nogmaals, tegen wie zou je dit willen zeggen? Is er in onze normale beleving iets waar wij al onze gedachten aan zouden kunnen wijden, zonder te sterven van verveling? Niets lijkt interessant genoeg. Daarom fladderen onze gedachten zo vaak heen en weer. Bedenk wat een enorme liefde we zouden moeten voelen, voordat we werkelijk kunnen zeggen: 'Laat al mijn gedachten betrekking hebben op jou'. Bedenk hoe innig geliefd we ons zouden moeten voelen om werkelijk te kunnen zeggen: 'Laat al mijn gedachten betrekking hebben op jouw liefde voor mij'.
Iets in ons verlangt ernaar deze woorden tegen iemand te kunnen zeggen. Maar tegen wie ter wereld zouden we ze in alle oprechtheid kunnen uitspreken? Tenminste voor langere tijd? De indruk die ik uit deze zin en uit het hele gebed krijg is dat God een verlangen in ons hart kan beantwoorden waar ‘niets anders’ ter wereld toe in staat is. Ons hele wezen roept om zo'n relatie, maar er is niets in deze wereld waar we die kunnen vinden. We kunnen die echter wel vinden bij God.
Stel je voor dat je juist vandaag een avond zoals deze zult ervaren. Stel je voor dat je na een hele dag van koestering in de zonneschijn van Gods Liefde nu aankomt in de vredige gloed van de zonsondergang, en ontdekt dat al je gedachten nog steeds bij Hem en Zijn Liefde zijn. Als dit werkelijk gebeurde, zou dit dan niet de allerbeste avond zijn die je ooit hebt gehad?
“En laat mij slapen, zeker van mijn geborgenheid, verzekerd van Uw zorg en me er blij van bewust: ik ben Uw Zoon.”
En het gaat nog steeds door, zelfs als de tijd aanbreekt om naar bed te gaan en het gebed ten einde loopt. We nemen ons rusten met God mee in onze slaap. Deze zinnen spreken over een diepe behoefte in ons, een behoefte aan een soort slaap die we altijd al willen, maar misschien nooit ervaren. We willen allemaal dat slaap meer is dan alleen maar fysieke rust. We willen dat onze geest werkelijk alle zorgen los kan laten en in een staat van pure vrede kan wegglijden. We verlangen ernaar te rusten in een gedachte die volkomen zeker en eindeloos gelukkig is. We willen in slaap vallen in een vreugdevol bewustzijn, met een glimlach op ons gezicht en een arm om onze geliefde heen. Dat zou rust zijn voor de geest en niet alleen maar voor het lichaam.
Maar hoe vaak ervaren we dit soort slaap? Gewoonlijk nemen we onze zorgen met ons mee in onze slaap. Onze mentale (of soms ook fysieke) vuisten blijven gebald, zelfs terwijl ons lichaam ontspant. We hebben geen gedachte waarin we volkomen kunnen rusten, geen gedachte die prettig en zeker genoeg is om een glimlach op ons gezicht te toveren en daar te laten terwijl we ons in slaap laten wegglijden. Stel je dan eens de manier van slapen voor waar deze laatste zin van dit gebed over spreekt. Ik neem de drie laatste zinnen nog eens één voor één door:
“Zeker van mijn geborgenheid”.
Slaap is een tijd van fysieke kwetsbaarheid. Terwijl we daar liggen, versuft op ons kussen, zou ons van alles kunnen worden aangedaan. En daarom voelt iets in onze geest zich dus niet veilig genoeg om zich volledig over te geven. Als we volkomen zeker van onze veiligheid in God waren, als we wisten dat terwijl we sliepen, onze Geliefde Zijn Armen om ons heen had, hoe zouden we ons dan níet kunnen overgeven?
“Verzekerd van Uw zorg”.
Op dezelfde manier is iets in onze geest onwillig om onze zorgen volledig los te laten. Als wij ons er geen zorgen over maken, wie dan wel? Maar stel je eens voor te gaan slapen terwijl we absoluut zeker zijn van Gods zorg. Als we wisten dat we door Zijn zorg gekoesterd werden, welke behoefte zou er dan nog zijn om aan onze zorgen vast te blijven houden?
“…en me er blij van bewust: ik ben Uw Zoon.”
Iets anders dat onze geest afhoudt van werkelijke rust is een gevoel van er niet bij te horen, alleen te zijn. We kunnen ons zelfs alleen voelen wanneer onze partner ons omarmt. Als we werkelijk geloofden dat we Gods Zoon waren, Zijn Oogappel, hét onderwerp van al Zijn Liefde, de erfgenaam van al het Zijne, zou er dan een vreugdevollere gedachte kunnen zijn? Stel je eens voor dat je in je slaap wegglijdt in dat blije bewustzijn. Is dat niet het soort rust waar we altijd naar verlangd hebben?
Ik had het over het vasthouden aan deze gedachten terwijl we in slaap soesden, maar het gebed zegt nog iets veel krachtigers. Het spreekt over ‘in deze gedachten verblijven’ terwijl we slapen. Hoewel we slaap als een toestand van totale onbewustheid beschouwen, is dit niet het geval. Natuurlijk zijn de gedachten die gedurende onze slaap door onze geest gaan over het algemeen bizar en onsamenhangend. Maar er gaan gedachten door ons heen. Hoe zou het dan zijn de hele nacht te slapen, alleen maar vervuld van deze gedachten: “…zeker van mijn geborgenheid, verzekerd van Uw zorg en me er blij van bewust: ik ben Uw Zoon”.
Het gebed is nu tot een einde gekomen en je hebt de hele dag met God doorgebracht. Hij was het eerste wat in je gedachten opkwam toen je wakker werd. Iedere minuut van de dag vertoefde je bij Hem en koesterde jij je in de zonneschijn van Zijn Liefde. Ieder uur dat voorbijging bracht jij je eeuwige dankbaarheid tot uiting. Toen de avond viel was jouw rust er nog steeds, terwijl al je gedachten nog steeds bij Hem waren. En zelfs terwijl je sliep, ging het nog steeds de hele nacht door. Nadat je de nacht op deze wijze hebt doorgebracht, kun je dan raden wat je gedachten zouden zijn als je de volgende ochtend wakker werd? En hoe de volgende dag zou zijn? Het zou nog steeds doorgaan! En zo hoort het te zijn, zegt de zin die direct op het gebed volgt: 'Zo hoort elke dag te zijn'.
Reine